Biografie Daniël de Lange (1841-1918)

Daniël de Lange (Rotterdam, 11 juli 1840 – Point Loma, Californië, 30 januari 1918)
Muziekpedagoog, dirigent, muziekcriticus en componist. Zoon van Samuel de Lange senior, organist, en Johanna Molijn. Gehuwd op 5 augustus 1869 met Alida (Lide) Maria Wihelmina van Oordt (zus van Aafje van Oordt, de echtgenote van zijn broer Samuel). Uit dit huwelijk werden, behalve één dochter die jong overleed, twee zoons en drie dochters geboren. Na haar overlijden (28 april 1910) gehuwd met Anna Maria Gouda, zangeres, op 6 juli 1911. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Jeugd en studie in Rotterdam en Brussel

Daniël de Lange, foto: NMI

Daniël de Lange werd geboren op 11 juli 1841 in Rotterdam. Samen met zijn één jaar oudere broer Samuel kreeg hij de eerste muzieklessen van zijn vader, Samuel de Lange senior, die hen inwijdde in de kerkmuziek en in de muziektheorie en hen orgelles gaf. Van 1851 tot 1854 bezocht hij de Toonkunstmuziekschool te Rotterdam en kreeg hij les van Simon Ganz (violoncello) en Johannes Verhulst (theoretische vakken). In 1855 ging Daniël naar Brussel, om verder te studeren bij de beroemde cello-virtuoos Adrien François Servais (1807-1866), “de Paganini van de cello”. Gedurende drie jaar was hij diens leerling, bovendien woonde hij (met Samuel jr. samen) bij Servais in huis. In Brussel kreeg De Lange verder nog les van Berthold Damcke (compositie) en Jaak Lemmens (orgel)

Concertreizen door Oost-Europa

Reeds op 17-jarige leeftijd maakte Daniël samen met zijn broer Samuel jr. als cello/pianoduo concertreizen door het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Ze debuteerden in Wenen, en bereisden een gebied dat reikte van Polen tot Roemenië. Hun succes bleef niet onopgemerkt: Karol Mikuli, een leerling van Chopin, bezorgde de jonge broers een aanstelling aan het conservatorium te Lemberg (nu Lviv, Oekraïne), waar ze van 1860 tot 1863 lesgaven.

Parijs

Na deze periode, in 1863, keerden de broers terug naar Rotterdam. Daniël werd benoemd tot celloleraar aan de muziekschool. In 1864 vertrok hij echter naar Parijs, waar hij als organist en koordirigent een nieuw leven begon. Zijn cello hing hij aan de wilgen, het virtuozendom begon hem tegen te staan. In Parijs werden zijn eerste composities (o.a. pianowerken, liederen en de 1e Symfonie opus 4) gedrukt en hij kwam in contact met beroemde componisten als Berlioz, Saint-Saëns, Lalo, Bizet, Massenet en Vieuxtemps. Ook gaf hij compositielessen, naar verluidt onder andere aan Ernest Chausson. In 1869 trad Daniël in het huwelijk met Lide van Oordt; tijdens dezelfde ceremonie trouwde zijn broer Samuel jr. met Lide’s zus Aafje van Oordt.

Uit zijn Parijse periode stamt De Langes fascinatie voor de oude muziek van Palestrina en oude, destijds vergeten meesters als Sweelinck. Hij schreef in die periode een uniek Requiem voor a-capella-dubbelkoor waarin die invloeden duidelijk hoorbaar zijn.
Ook maakte hij in Parijs kennis met de “nieuwe” muziek van Wagner, Berlioz en Liszt. In tegenstelling tot zijn broer Samuel stond hij open voor deze ontwikkeling in de muziek en apprecieerde die.

Amsterdam

Door de dreiging van de Frans-Duitse oorlog, keerde Daniël de Lange in 1870 terug naar Nederland en vestigde zich in Amsterdam. Van hieruit ontwikkelde hij zich tot één van de meest invloedrijke figuren uit het Nederlandse muziekleven.
Hij ging allereerst lesgeven aan muziekschool te Amsterdam en stichtte in 1873 een muziekschool te Zaandam. Ook ontwikkelde hij een ware passie voor koormuziek.

De Lange, Amsterdam

Gedurende vijf jaar was hij dirigent van het Amstels Mannenkoor en in 1875 richtte hij de Leidse afdeling van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst op. In ruim 35 jaar tijd bracht hij hier de belangrijkste werken uit de koorliteratuur ten gehore. Het werk dat hij van 1877 tot 1908 als secretaris van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst verrichtte, gaf een enorme impuls aan de muziekopleiding van amateurs en de verbreiding van de koorzang. In 1878 was Daniël mede-oprichter (en later ook voorzitter) van de Nederlandsche Koorvereeniging.

Pionierswerk

Naast zijn buitengewone organisatorische en pedagogische talenten zette Daniël de Lange ook de vaderlandse muziekgeschiedenis weer op de kaart. Hij begon met het geven van muziekgeschiedenis-cursussen en van 1881 tot 1913 was hij bestuurslid van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis.
In 1881 richtte hij een a-capella-koor van solisten op (een noviteit), dat uitgroeide tot een regelrechte sensatie. Door heel Europa voerde men met groot succes Nederlandse en Italiaanse werken uit de Renaissance uit. Schrijver en muziekcriticus Bernhard Shaw uitte meerdere malen zijn bewondering “… a choir the fortissimo of which would drown the biggest of our feebly monstrous choral societies, and the pianissimo of which almost embraces perfect silence.”
Om het professionele muziekklimaat in Nederland naar een hoger plan te tillen, richtte De Lange in 1884 met onder anderen F. Coenen en J. Röntgen het Conservatorium van Amsterdam op. Zelf gaf hij er compositielessen, solfège en muziekgeschiedenis en in 1895 werd hij directeur.

"His writings set the keynote of music-criticism throughout Europe. All the critics copied him, and many artist coming to Holland knew that his failure or success there would depend upon the judgment of this distinguished writer and musician." Leopold Godowsky, pianist en componist, over Daniël de Lange

Daniël de Lange was de eerste professionele, dat wil zeggen betaalde, muziekcriticus van Nederland, bij “Het Nieuws van den Dag”. Zijn recensies golden als toonaangevend en werden gevreesd door menig musicus. Ook toonde hij grote belangstelling voor modernere muziek; iets wat hij in zijn functie als dirigent van diverse orkesten en koren tot uiting bracht. Zo introduceerde (en dirigeerde) hij onder meer Berlioz’ Damnation de Faust en de 3e en 7e Symfonie van Bruckner. Daarnaast maakte hij een uitvoerige musicologische studie van de Oosterse Gamelan-muziek.
Met al deze drukke werkzaamheden was het niet verwonderlijk dat De Lange minder tijd had om te componeren, al schreef hij in zijn Amsterdamse periode nog verscheidene koorwerken en liederen.

Theosofie en emigratie naar Amerika

In 1910 overleed Lide van Oordt. Daniël hertrouwde met Anna Maria Gouda. Beiden raakten in toenemende mate geïnteresseerd in de theosofie, wat erin resulteerde dat ze in 1914 vertrokken naar het hoofdkwartier van de theosofische gemeenschap in Amerika, Point Loma in Californië. Ook daar hield Daniël zich bezig met educatieve muziekprojecten. Hij werd directeur van het conservatorium aldaar en schreef onder andere een boekje waarin hij zijn inzichten en ideeën uiteenzette: “Thoughts on Music”. Tot aan zijn dood in 1918 doceerde hij aan het Isis Conservatory of Music van de theosofische gemeenschap.

De Lange in Californië

Positie in het Nederlandse muziekleven

Door zijn vertrek naar de Verenigde Staten en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is de betekenis van De Lange in Nederland voortijdig op de achtergrond geraakt. Op veel gebieden heeft hij een voortrekkersrol vervuld en hij ontpopte zich tot een uniek heerschap die met groot doorzettingsvermogen vernieuwingen invoerde. Zijn vriend Anton Averkamp karakteriseerde hem als een innemende, zeer bijzondere persoonlijkheid, die door weinigen werd begrepen, omdat zijn daden menigmaal afweken van wat men als vanzelfsprekend beschouwde. Bij zijn talrijke leerlingen, die hem in 1914 node zagen vertrekken, was hij zeer geliefd. Door zijn veelzijdige activiteiten en vanwege zijn markante uiterlijk met lange baard is Daniël de Lange altijd een opvallende verschijning in het Nederlandse muziekleven geweest.

Zijn oeuvre is bescheidener dan dat van zijn broer Samuel, maar zeker niet minder interessant. Zijn compositiestijl is romantisch, soms neigend naar het vernieuwende idioom van Wagner, dan weer traditioneler. Daniël de Lange schreef tientallen liederen, kamermuziek, werken voor piano solo en orgel, veel koormuziek en enkele orkestwerken.

Herwaardering

Aan het eind van de 20e eeuw is er hernieuwde belangstelling ontstaan voor het werk van Daniël de Lange. Het verloren gewaande Requiem (1867, gecomponeerd in Parijs) werd teruggevonden en in 1993 op cd uitgebracht door het Nederlands Kamerkoor. Deze cd werd bekroond met een Edison. Zijn Symfonie opus 4 is heruitgegeven en in 2006 uitgebracht op cd. Ook is er inmiddels een flink aantal liederen opgenomen door diverse Nederlandse musici.
In 2004 won Jan Willem Terwen met zijn scriptie “Daniël de Lange en de Gamelan” de prestigieuze Jan Pieter Heye prijs.
De in 2005 opgerichte Stichting Muzikale Nalatenschap Daniël de Lange en Samuel de Lange jr., kortweg Stichting De Lange, heeft tot doel het cultureel erfgoed dat de broers De Lange nalieten onder de aandacht te brengen en te stimuleren dat hun muziekwerken weer klinken.